Zeepreventorium De Haan
Interview Julien Veranneman (oct. 1924)
Zeepreventorium
Home » Historique » Julien Veranneman (oct. 1924)
J'ai retrouvé la transcription d'un interview de Julien Veranneman;
il est arrivé au prévent en octobre 1924.

Tot aan de oorlog leefde men in het zeepreventorium in een zeer precaire situatie: er was geen stromend water, er was slechts één geneesheer aanwezig voor alle kinderen, de opvoedsters en leraars (alsook het personeel) moesten ter plaatse slapen en meer dan 12 uur per dag werken. Er reden nauwelijks vrachtwagens, en alle etenswaren werden met de tram aangevoerd (gelukkig dat het tramstation niet te ver was gelegen!)

Julien Veranneman


Interview Julien Veranneman


Gymnastiek in de Oost-galerie

Het gebouw was een ontwerp van Masure, die eveneens de Georges Born ingericht heeft. In 1924 waren er nog niet overal ramen en vensters. Enkel het hoofdgebouw bestond: gebouw A, beide galerijen en gebouw B (oosten) en gebouw C (westen). De infirmerie was in B, op de derde verdieping. De leslokalen waren beneden, waar nu de refters zitten. Vroeger waren er enkel refters naast de sektie.

Het gebouw begon kinderen op te nemen in augustus 1925. Gebouw A had 6 slaapzalen van 60 kinderen (de meisjes sliepen boven en de jongens beneden), en in gebouw B sliepen er ook 60 kinderen (ziekenzaal en quarantaine). In gebouw C waren er ook kinderen van betalende ouders (meestal hogere ambtenaren). Tijdens de zomervakantie werden er nog eens een 40-tal kinderen extra opgenomen.

Voor een groep van 60 kinderen was er één bewaakster (zij sliep in de achterkamer dat in de jaren '70 als sektie-speelzaal zal ingericht worden). De bewaakster moest dag en nacht aanwezig zijn, maar daartegenover stond dat ze kost en inwoon kon genieten. Ook de lerares moest regelmatig de taak van de bewaaksters overnemen en in het gebouw slapen. Voor de oorlog telde het preventorium 8 gezinnen: de vrouw diende als bewaakster en de man deed het onderhoud.

De helft van gebouw A was bezet door Arbed-kinderen (kinderen uit Luxemburg). Zij kregen les in het letsenburgs en het frans en bleven voor 3 maanden. De Arbed zorgde voor een regelmatige geldstroom zodat het zeepreventorium zich eindelijk kon ontwikkelen. De Arbed heeft ook voor de centrale verwarming gezorgd (in die tijd nog met kolen —een stoker moest dag en nacht de branders voeren). Van deze periode dateert het bord "ARBED" in de centrale gang van gebouw A. Na de oorlog heeft de Arbed aangedrongen om opnieuw een deel van het hoofdgebouw te mogen gebruiken. Helaas, de schade was veel te groot en het hoofdgebouw kon pas opnieuw in gebruik genomen worden in 1954. Tegen dan had de Arbed geen interesse meer. Ook de gemeente Vorst had standvastig een dertigtal kinderen in het zeepreventorium.

Het gebouw werd officieel ingehuldigd door Koningin Elisabeth in 1926. In 31 begon men plannen te maken voor een infirmerie, want de instelling had toen nog geen aparte ziekenboeg (belangrijk om besmetting tegen tegaan). De infirmerie van vroeger is nu een deel van de school. De infirmerie was klaar in 1935 en werd in gebruik genomen in 1936. Beneden was er een consultatiecabinet, een radiografiekamer en zelfs een operatiekamer. In de verste zaal was er een kunstmatig strand aangelegd (door de famile Solvay betaald). De voertaal was hoofdzakelijk frans.

De eerste dokter was Denis Coulon, maar die bleef slechts een paar jaar. Hij werd opgevolgd door Dr. Vandersmissen die tot aan de oorlog bleef. Dr Vandersmissen was een militaire dokter op pensien, en hij is in het zeepreventorium blijven werken tot aan zijn dood. Daardoor kon het zeepreventorium ook over goedkopere geneesmiddelen beschikken, afkomstig van het leger.

Het gebouw had geen aansluiting op het stadswaternet en haalde zijn water uit de grond. Het water werd in grote tanks in het dak onder gebouw A opgeslagen. Het water moest gekookt worden voor het in de keuken gebruikt kon worden. Bronwater werd tot laat in de jaren '70 gebruikt, naast stadswater dat enkel in de keuken beschikbaar was.

Zelfs voor de tweede wereldoorlog had je reeds gymnastiek. De eerste gymnastiekzaal was gelegen in de Oost-galerie, maar ik weet niet waar de tweede foto genomen werd. De kenmerkende tekeningen op de vloer zijn goed zichtbaar.

La gymnastique existait déjà avant la seconde guerre mondiale! La salle de gymnastique était située dans la galerie est (première photo), mais je n'ai aucune idée où le seconde photo a été prise. Le dessin caractéristique du sol est bien visible.

Les premières années étaient très difficiles: il n'y avait pas d'eau courante (installée pendant l'occupation par les allemands), il n'y avait qu'un seul docteur pour tout l'établissement, les éducateurs, les instituteurs et les domestiques devaient loger sur place et travailler plus de 12 heures par jour. Il n'y avait pratiquement pas de camions sur les routes, et la nourriture et le matériel était acheminé par tram.

Le préventorium a ouvert ses portes en 1926. Seul la batiment principal existait, sans l'infirmerie (devenu plus tard l'école) et sans le pavillon médical. La partie centrale (pavillon A) avait 6 chambrées de 60 lits. Le pavillon B était l'infirmerie et la quarantaine (aussi 60 enfants) et le pavillon C hébergeait des enfants de haut fonctionnaires qui payaient eux-même pour leur séjour (aussi 60 places). Une partie des enfants étaient envoyés par des communes (par exemple Forest). En été, la capacité e´tait encore augmentée de 40 unités.

Une partie du batiment-A était occupé par les enfants envoyés par l'Arbed, la sidérurgie du Luxembourg. 60 enfants restaient pour trois mois en "cure de mer". L'Arbed a installé le chauffage central (à cette époque on se chauffait encore au charbon et un ouvrier devait continuellement entretenir la chaudière). C'est de cette époque que date la pancarte "Arbed" que tu peux voir au milieu du couloir central du pavillon A. Après la seconde guerre mondiale, l'Arbed a demandé de pouvoir placer à nouveaux des enfants au préventorium. Hélas, les dégats étaient trop importants et le batiment n'a repris du service qu'en 1954. A ce moment, l'Arbed n'avait plus envie d'y placer ses enfants.

Le batiment a été inauguré en 1926 par la reine Elisabeth. Quelques années plus tard, la nécessité d'une infirmerie séparée se fait sentir ((c'est important pour éviter la contamination). Les plans sont établis en 1931 et la construction sera terminée en 1935. En bas, il y avait un cabinet de consultation, une salle de radiographie et même une salle d'opération. Dans l'aile ouest, il y avait une plage artificielle, payée par la famille Solvay.

Le docteur Coulon n'est resté que quelques années. Il a été remplacé par le docteur Vandersmissen, un militaire au repos, qui s'est occupé du prévent jusqu'à sa mort. C'est grâve à cela que le préventorium a pu bénéficier de médicaments à prix réduits.

Il n'y avait pas d'eau courante et le préventorium utilisait l'eau de puits. L'eau était accumulée dans des réservoirs sous le toit du batiment A. L'eau devait être bouillie avant de pouvoir être utilisée à la cuisine. L'eau de puit a continué à être utilisée jusque dans les années 1970. Seule la cuisine disposait d'eau potable.

Code à introduire

In te geven kode